Een kerk wordt waterstaatskerk genoemd wegens de bemoeienis van Rijkswaterstaat bij nieuwbouw en verbouw van kerken in de periode 1824 tot 1868. De staatsbemoeienis ontstond doordat er na de Franse tijd (vanaf 1813) een enorme behoefte bestond aan herstel en nieuwbouw van kerken. Koning Willem de Eerste reguleerde deze behoefte met een koninklijk besluit (1824) waarbij Rijkswaterstaat werd ingeschakeld voor technische beoordeling, ontwerp en begeleiding van de uitvoering. Voorbeelden van de invloed van Rijkswaterstaat zijn o.a. de katholieke kerk in Rumpt en de hervormde pastorieën in Tricht en Meteren. |